Het probleem is al langer
gekend, maar zoals de meeste problemen werd het zo lang mogelijk genegeerd: al
te veel woningen zijn of worden gebouwd in overstromingsgevoelig gebied. Met de
regelmaat van een klok dringt het probleem zich prominent op de voorgrond: elke
keer als het overvloedig of hevig geregend heeft, waardoor een aantal straten
blank komen te staan en een reeks huizen te maken krijgen met wateroverlast.
Maar met diezelfde regelmaat wordt het probleem weer vergeten zodra het water
weg is en de vuiligheid opgekuist is. En alle eerdere bedenkingen dat men toch
iets aan het probleem zou moeten doen, worden onder tafel geveegd. Of zoals
onze opper-loodgieter Jean-Luc het altijd formuleerde: “We zullen de problemen aanpakken als ze zich stellen.” Nooit, dus.
Maar nu is het probleem
weer brandend actueel. Méér dan ooit. En misschien wordt het deze keer wél echt
aangepakt. Misschien blijft het deze keer niet bij goede voornemens en
suggesties.
Vlaams Minister van Omgeving
en Milieu, Zuhal Demir, lijkt alvast
van plan niet bij de pakken te blijven zitten. En daarom heeft ze de Vlaamse
burgemeesters opgeroepen om geen bouwvergunningen meer toe te kennen voor
overstromingsgevoelige kavels. Dat is eigenlijk de logica zelve: als je toch
nog huizen gaat bouwen op stukken grond die om de zo veel jaar (of, met de
klimaatverandering, elk jaar) blank komen te staan, dan wéét je dat die huizen
vroeg of laat last zullen krijgen van water en vieze modder in de kelder en
garage, of zelfs in de woonkamer.
Bovendien kunnen die
laag gelegen stukken grond, als ze onbebouwd blijven, in geval van (waters)nood dienst
doen als “buffergebied”, en kunnen
die gebieden helpen om het overvloedige regenwater op te vangen voor later
gebruik.
Wie bouwt in
overstromingsgebied, vraagt er bij manier van spreken zélf om. En dus moeten
die kandidaat-bouwers als het ware tegen zichzelf beschermd worden. Of om het
met de woorden van de minister te zeggen: “Investeren
in zulke gebieden is investeren in je eigen ellende en is je eigen miserie
organiseren.”
Het pijnlijke is wel dat
sommigen van hen ondertussen al zo’n stuk grond gekocht hebben, en dat het door
de gemeente als “bouwgrond”
ingekleurd was. Die mensen zijn dus in de overtuiging dat ze “bouwgrond” gekocht hebben. Ze hebben hun
perceel in elk geval duur genoeg betaald. En ze hebben hun plannen al gemaakt.
Dikwijls figuurlijk én letterlijk. Als je die mensen dan de boodschap moet
brengen dat hun bouwplannen helaas niet kunnen door gaan, en dat hun stukje
grond zo goed als waardeloos is, dan zullen die daar vast en zeker niet bepaald
gelukkig mee zijn. En dan zullen die op z’n minst een redelijke vergoeding
verwachten, een compensatie voor het geleden verlies. En/of misschien een ander
perceel dat dan wél geschikt is om te bouwen.
Nu is het zo dat diegene
die de bouwvergunning weigert, ook diegene is die de benadeelde eventueel zou moeten
vergoeden. En dáár wringt natuurlijk het schoentje: geen enkele Vlaamse
burgemeester staat te springen om die onaangename boodschap te brengen, laat
staan om een compensatie te betalen. En dus hanteren de burgemeesters het
principe dat, als de Vlaamse regering vindt dat er op bepaalde plaatsen beter
niet gebouwd wordt, de Vlaamse regering dan maar het initiatief moet nemen voor
een verbod. Wat nogal hypocriet is, want het zijn de gemeenten, en niet de
Vlaamse regering, die een bouwvergunning al dan niet afleveren. We zijn dus
vertrokken voor een spelletje kleingeestige pingpong. Waarin het, zoals
meestal, om de centen draait. (Wat belachelijk is, want in elk geval is het
toch de belastingbetaler die voor de kosten zal opdraaien.) Het belang van de
burger en van de gemeenschap komt, zoals meestal, pas op de laatste plaats
Al denkt onze minister
wél dat er een achterpoortje kan gevonden worden. Strikt genomen impliceert de
aankoop van een stuk bouwgrond niet per definitie dat je dan ook een “bouwrecht” hebt. Met andere woorden: je
hebt een perceel “bouwgrond” gekocht,
maar dat betekent vreemd genoeg niet automatisch dat je daar dan ook mag op
bouwen. En aangezien je ook na de weigering van de bouwvergunning nog altijd
datzelfde stukje “bouwgrond” bezit,
heb je geen recht op een schadevergoeding. Ik ben benieuwd of dat argument zal
standhouden voor een rechtbank.
Hoe dan ook: het lijkt er
nu al op dat ook dit voorstel van onze minister zal verdrinken (…) in een eindeloos spelletje “vinger wijzen”. Tot het een volgende keer weer helemaal fout zal
lopen. Even erg als vorige maand, of misschien nog erger. En dan zullen die
mensen die tóch gebouwd hebben op percelen die door het wassende water
overspoeld worden, hun beklag doen en zullen ze hulp en (financiële) steun
nodig hebben.
Reacties
Een reactie posten