Van Producent tot Consument

Hebt u er al ooit bij stil gestaan hoeveel instanties er wel betrokken zijn bij onze elektriciteitsvoorziening? Ik heb het eens uitgezocht, en ik ben achterover gevallen. Vooral bij het idee dat die uiteraard allemaal moeten betaald worden, en bij voorkeur winst moeten maken. Geen wonder dat onze elektriciteit zó duur is en alsmaar duurder wordt! Nog afgezien van de belastingen en heffingen en toeslagen die er bovenop komen.

Het begint, uiteraard, bij de elektriciteitsproducenten: zij die elektriciteit “maken”. In België is dat dan vooral Engie-Electrabel en EDF (Luminus). Kleine kanttekening hierbij: dat zijn allebei Franse bedrijven. De productie van elektriciteit in ons land is dus quasi volledig in buitenlandse (Franse) handen. Wij hebben daarover niets meer in de pap te brokken, wij hebben daar totaal geen zeggenschap in. Onze regeringen kunnen dus zo veel stoere taal spreken als ze willen, en van alles en nog wat beloven: het zijn per definitie loze beloftes, lege frasen. “Blabla”, maar dan zonder “Boemboem”. Engie en consoorten zijn puur “commerciële” bedrijven, met als voornaamste doel: winst te maken. En bij Engie is dat alvast aardig gelukt, zodat de (Franse!) aandeelhouders een mooi dividend gekregen hebben: in 2020 bedroeg de nettowinst ongeveer 1,8 miljard euro. De “Belgische” producenten leveren trouwens maar een deel van de elektriciteit die we hier nodig hebben. België is dus vooral afhankelijk van de import van elektriciteit uit het buitenland. (En dat zal na de afschakeling van onze kerncentrales nog véél meer het geval zijn.)

De geproduceerde elektriciteit wordt dan via het hoogspanningsnet naar de distributienetbeheerders vervoerd door de hoogspanningsnetbeheerder: Elia. Elia is ook een beursgenoteerd bedrijf, maar de aandeelhouders zijn in dit geval vooral Belgische gemeentelijke holdings en intercommunales: de winsten gaan vooral naar de steden en gemeenten. In 2019 boekte het bedrijf een nettowinst van 306 miljoen euro.
Daarna komen de netbeheerders aan bod: zij verdelen de elektriciteit (omgevormd naar laagspanning) naar de particuliere klanten. Naar u en mij, dus. De netbeheerder voor Vlaanderen is Fluvius, dat is de fusie van Eandis en Infrax. Ook Fluvius is volledig in handen van een reeks gemeentelijke intercommunales. Fluvius werkt “aan kostprijs” voor zijn aandeelhouders (de steden en gemeenten), en maakt dus per definitie geen winst. Fluvius doet natuurlijk wel méér dan alléén maar de elektriciteit naar de mensen brengen. Fluvius is ook verantwoordelijk voor het plaatsen van (digitale) meters en bijvoorbeeld ook voor de meteropnames. Het is dus Fluvius dat ons maandelijks piekvermogen zal registreren waardoor onze distributiekost voortaan zal bepaald worden. En het is Fluvius dat ons aanspreekpunt is voor de aanvraag van de “retroactieve investeringspremie”: dat is de compensatie die de Vlaamse regering wil betalen aan de mensen met zonnepanelen die een digitale meter door de neus geboord kregen.
De laatste “speler” in het hele verhaal, is dan de energieleverancier. Die “koopt” de elektriciteit bij de producenten, en “verkoopt” die dan aan u en mij. En dan spreken we over ondernemingen zoals Engie-Electrabel, Ecopower, Elegant, Eneco, Essent, Lampiris, enzovoort. Dat zijn allemaal commerciële bedrijven, ook die moeten dus een deel van de koek krijgen.
Om elektriciteit te mogen leveren, moeten die een “leveringsvergunning” krijgen van de energieregulator. Federaal is dat de CREG, in Vlaanderen is dat de VREG (Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt). Die moet in principe de energiemarkt “reguleren” en ons bijvoorbeeld beschermen tegen exuberante tarieven of prijsafspraken tussen de leveranciers. In de praktijk zoeken die vooral naar manieren om onze elektriciteitsfactuur de hoogte in te jagen. En uiteraard: ook die hebben een hoop personeel dat moet betaald worden.

Bij het overlopen van dit rijtje organisaties en ondernemingen, die allemaal moeten tussenkomen eer de elektriciteit uit onze stopcontacten kan stromen, is de logische conclusie dat onze elektriciteit niet anders dan extreem duur kán zijn. De gemiddelde prijs per kWh bedroeg over heel Europa in de eerste helft van 2019 0,216 euro, terwijl dat bij ons 0,284 euro was. Daarmee was België het derde duurste land in heel Europa als het gaat over elektriciteit. En dat dan vooral door de vele kosten en taksen.

Een andere, eerder verrassende, conclusie is dat er eigenlijk geen enkel direct verband bestaat tussen de producent en de leverancier. De elektriciteit die ik “gekocht” heb van bijvoorbeeld Mega, die kan door om het even wie en om het even hoe geproduceerd zijn. Wie dus de illusie heeft dat hij “groene energie” in huis gehaald heeft, die mag zijn illusies opbergen. Dat is exact dezelfde elektriciteit als wat ik zou gekocht hebben bij een “grijze” leverancier. Er bestaat nu eenmaal niet zoets als “groene” energie die aan de klant geleverd wordt. De elektriciteit die wij allemaal verbruiken, dat is voor iedereen exact dezelfde “mix”. In België was dat dan in 2020 voor iets méér dan 39% afkomstig van verbranding en maar voor ongeveer 22% “groene” energie (zon, wind, water).

Als u dus morgen uw “milieuvriendelijke en emissieloze” elektrische auto wil opladen, weet dan dat die energie voor minder dan een kwart groen is, en binnenkort (als we de kerncentrales zullen vervangen door gascentrales) voor drie kwart “grijs”.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Welcome Home

School

Diagnose