De iets ouderen onder
jullie zullen zich ongetwijfeld nog wel “Het
Gemeentekrediet” herinneren. Een oerdegelijke Belgische bank waarop je kon
bouwen. De bank was “eigendom” van de
Belgische gemeenten en de provincies, en boerde eigenlijk heel goed.
Maar toen kwamen de jaren
negentig (van de vorige eeuw) met het nefaste idee dat de bomen tot aan de
hemel konden groeien. Ook het management van “Het Gemeentekrediet” werd besmet met het “ik wil de grootste worden”-virus. Ze zagen met lede ogen hoe de
andere Belgische “grootbanken” zich
ontpopten tot “wereldspelers”, en de
leiding van “Het Gemeentekrediet” kon
uiteraard niet achterblijven. En dus werd er een soort “fusie” gesmeed met het “Credit
Communal de France”, de Franse tegenhanger. (Wat, achteraf gezien,
vermoedelijk dé grootste vergissing ooit is geweest.) Het nieuwe geheel werd
trots omgedoopt tot “Dexia”, en de
nieuwe bank kon aan haar veroveringstocht beginnen: banken en verzekeraars,
overal ter wereld, werden opgekocht of overgenomen. De kers op de taart was de
“beursgang” van het bedrijf: iedereen
kon aandelen kopen en zo “mede-eigenaar”
worden. Wat hierbij niet luidop gezegd werd, is dat wie mede-eigenaar is, uiteraard
ook de kans loopt om mee de dieperik in te tuimelen als het fout zou gaan. Maar
ja: wat kon er fout gaan? Ook na de naamsverandering bleef Dexia een “brave” bank, een solide onderneming. Het
aandeel van Dexia was het toonbeeld van een “goede huisvader”-aandeel: even veilig als de centjes onder je
matras.
Wij, als personeelsleden,
konden eveneens aandelen kopen van onze werkgever. Dat werd zelfs héél erg
aangemoedigd en aanbevolen. Ik heb dat dus ook gedaan, jaar na jaar. En velen
met mij. En het kon niet op: het aandeel steeg in waarde, en elk jaar werd mijn
verzameling aandelen groter en duurder.
Tot het kaartenhuisje op
een dag in elkaar gestort is. Met dank vooral aan speculatieve beleggingen van
de Franse tak, die zware verliezen moest incasseren bij een Amerikaanse dochter.
Die verliezen moesten dan maar gedekt worden door de winst die de Belgische tak
nog altijd maakte, maar de put bleek bodemloos. En Dexia is glorieus ten onder gegaan.
Mijn aandelen, en die van
vele honderdduizenden andere goedgelovige burgers, waren opeens zo goed als
waardeloos. Vele miljoenen euro’s weggespoeld met het afvalwater. Ja, ik ben
toen een hoop geld kwijt geraakt. Heel veel mensen zijn toen heel veel geld
kwijt geraakt! Niet in het minst ook die brave burgers die hun spaarcentjes “belegd” hadden in deelbewijzen van “Arco”, de “Arbeiders Coöperatieve” van de Christelijke zuil. Zij hadden altijd
de verzekering gekregen dat hun spaarcenten “veilig” waren. Niet dus.
We waren allemaal
definitief en onherroepelijk ons geld kwijt. De aandeelhouders van Dexia en de spaarders van Arco. Pijnlijk en “unfair”, maar ja: dat zijn nu eenmaal de economische wetmatigheden.
Als je “mede-eigenaar” bent, dan deel
je in de winst, maar evengoed in de brokken.
Vandaar dat ik toch een
beetje verwonderd was bij de afloop van het laatste proces in de zaak “Lernout & Hauspie”. De “gedupeerde” aandeelhouders zouden toch
een “schadevergoeding” krijgen: samen
zo’n 50 miljoen euro. Het is hen gegund, maar ik vraag me toch af hoe een
rechter tot zo’n beslissing zou komen. De aandeelhouders waren mede-eigenaar,
en als hun eigendom opeens, jammer genoeg, niets meer waard was, dan is dat “jammer maar helaas”. Voor de Dexia-aandeelhouders was de economische
logica in elk geval onverbiddelijk geweest.
Nu, veel meer dan een “symbolische” vergoeding valt er voor de
“gedupeerden” niet te rapen, want de
beklaagden hebben niets meer. De heren Jo
Lernout en Paul Hauspie zijn lang
geleden al helemaal gepluimd geweest. Ze hebben alles al verloren bij eerdere
processen en bij de afwikkeling van het faillissement.
Vermoedelijk gaat het eerder
om een soort compensatie voor de “fraude”
waar de gedupeerde aandeelhouders het slachtoffer van geweest zijn. Want de
oorzaak van het faillissement zou, volgens de rechters, liggen bij de
frauduleuze activiteiten van de bestuurders van “L&H”.
Die “frauduleuze activiteiten”, dat waren dan vooral boekhoudkundige “opsmukoperaties”. De resultaten van de
onderneming werden kunstmatig verfraaid om de waarde ervan te verhogen toen het
machtige Microsoft interesse toonde
om het bedrijfje te kopen. Waarbij ik onwillekeurig moet terugdenken aan een
gelijkaardig trucje dat Marc Coucke
heeft uitgehaald om zijn Omega Pharma
peperduur van de hand te kunnen doen. De heer Coucke heeft zijn bedrog achteraf
mogen afkopen voor een fractie van de gemaakte winst, en hij is verder met rust
gelaten. De heren Lernout en Hauspie zijn zwaar aangepakt: met gevangenisstraf
en torenhoge financiële sancties waardoor ze als berooide paria’s zijn
achtergebleven. De schrijnende tegenstelling tussen de beide zaken doet mij
vermoeden dat hun bewering dat zij “erin
geluisd zijn”, niet helemaal ongegrond is. Feit is in elk geval dat hun
technologie na het faillissement kosteloos in handen van de grote Amerikaanse Tech-bedrijven
is gevallen.
Moraal van het verhaal?
Dat wie niet genoeg heeft
aan wat hij bezit, en altijd maar méér wil, uiteindelijk met niets achterblijft.
Of toch gewoon dat de
kleintjes altijd het gelag betalen en de groten met alles gaan lopen…
Reacties
Een reactie posten