Ik ben braaf en flink
blijven werken tot na mijn 67ste verjaardag. Waarmee ik mooi de
verwachtingen van onze (vorige) regering heb ingelost. En eigenlijk had ik
vermoedelijk ook nog wat langer aan het werk kunnen blijven. Al begint mijn
geheugen toch stilaan méér gaten te vertonen dan mij lief is.
De “trigger” om ermee te stoppen, was dus niet mijn vergevorderde
leeftijd, maar wel het aanslagbiljet van de belastingen. In het begin van vorig
jaar, eind februari 2021, heb ik al eens ongeveer 10.200 euro mogen bijbetalen
voor mijn personenbelasting, aanslagjaar 2020. (Dat is dus bovenop de bijdrage
die al direct van mijn loon was afgehouden.) En eind oktober in datzelfde jaar mocht
ik al opnieuw betalen: deze keer ongeveer 10.500 euro. Voor het aanslagjaar
2021 al. Dat was dus méér dan 20.000 euro op zowat acht maanden tijd. Dat is er
toch een beetje over, vind ik. Maar blijkbaar oordelen ze bij de
belastingdienst dat zoiets moet kunnen.
Die hoge belastingfactuur
komt natuurlijk omdat ik wettelijk al met pensioen ben, en dus van een maandelijks
pensioen mag genieten, maar er als werkende gepensioneerde nog een wedde
bovenop kreeg. De regering was immers zo vriendelijk geweest om ons toe te
laten ook na het pensioen nog te werken. Zonder enige beperking op de inkomsten
van dat werk. Maar wél ferm belast.
Ik begrijp het ook wel,
dat ik moet bijbetalen. De afhouding voor mijn pensioen klopt ongeveer met wat
ik aan belastingen zou moeten betalen volgens de belastingschaal waar mijn
pensioen binnen ligt. En de afhouding voor mijn wedde correspondeert met de
belastingschaal waarin mijn wedde valt. Maar de fiscus kijkt naar het totaal van
de beide, en dat komt opeens in een veel hogere schaal terecht. Het wordt
daarom aan een veel hogere belastingvoet getaxeerd.
(Als ik, bij wijze van voorbeeld, op
100 euro pensioen 25 euro belastingen zou moeten betalen, en op 100 euro loon
ook 25 euro belastingen, dan heb ik in totaal al 50 euro bijgedragen. Maar op
200 euro totale inkomsten komt de belasting misschien wel uit op 90 euro, en
dus moet ik achteraf nog 40 euro bij betalen. Wat betekent dat ik van mijn 100
euro wedde nog 35 euro heb over gehouden.)
Ja, ik begrijp het wel.
Maar het is er niet minder pijnlijk om: 20.000 euro is héél veel geld om zomaar
te moeten afgeven. Vooral omdat het eindresultaat van de belastingoefening is
dat ik in de praktijk dus minder dan de helft van mijn brutowedde over hield.
En dát is de voornaamste reden geweest om te zeggen: “Het is genoeg geweest.”
In tegenstelling tot Marc Coucke heb ik er geen probleem mee
om belastingen te betalen. Ik wil gerust mijn steentje bijdragen voor de
noodzakelijke werkingsmiddelen van ons land. Maar net als Marc Coucke heb ik
wél ernstige bedenkingen bij de besteding van al dat belastinggeld. Het lijkt
er niet op dat onze bijdragen goed gespendeerd worden.
Zie maar naar Justitie.
Er is geen geld voor moderne informatica, er is geen geld voor voldoende
personeel, er is geen geld om de gebouwen deftig te onderhouden. Ondanks mijn
vrijgevige bijdragen. Of zie naar de lamentabele toestand van onze bruggen en
viaducten. Of van onze wegen. En er is geen geld voor armoedebestrijding of voor
de bouw van sociale woningen. Er is geen budget om de slachtoffers van de
overstromingen te helpen. Er zijn te weinig middelen voor het onderwijs.
Enzovoort, enzovoort. En voor de Corona-steunmaatregelen zijn gigantisch veel
schulden gemaakt.
En dan vraagt een mens
zich toch af: “Wat doen ze dan met al dat
geld dat ze van mij afpakken? Waar gaat dat dan naartoe?” Of verdwijnt dat
inderdaad allemaal in een bodemloze put, zoals Marc Coucke beweerde? (Of in de
zakken van corrupte politici?)
Reacties
Een reactie posten