Ik heb mijn stappenteller
onlangs nog eens blij gemaakt. Hij was trouwens dolenthousiast: ik heb zelfs alweer
felicitaties gekregen. Blijkbaar heb ik al “Level
14” bereikt, en daarmee kom ik in de beste 3 procent van de mensen die die
app gebruiken.
Wat mij onderweg heel
sterk is opgevallen, is dat bijna alle huizen uitgerust zijn met een
gesofisticeerd beveiligingssysteem, en dat de meeste bovendien ook omringd zijn
door een metershoge haag of een omheining, afgesloten met een elektronisch
bediend hekken. En dat gaf mij een droevig en eng gevoel.
Ik herinner me hoe we
vroeger, nog niet eens zo héél lang geleden, gewoon onze achterdeur konden open
laten als we boodschappen gingen doen of gingen wandelen. En zelfs als we de
hele dag weg waren, met de kinderen op pad of op vriendenbezoek. Onze
garagepoort was toen trouwens overdag nooit op slot, of we nu thuis waren of
niet. En zo is het weleens gebeurd dat we thuis kwamen, van boodschappen of zo,
en dat we vrienden of familie aantroffen in onze veranda. Gezellig genietend
van de lentezon en van de pintjes die ze binnen gevonden hadden. Dat kon
allemaal. Want we voelden ons veilig en we voelden ons onbezorgd. Het idee dat
iemand in ons huis zou binnen breken en er van alles zou komen stelen, kwam
toen niet eens bij ons op.
Dat was dertig jaar
geleden. Nu zijn we vandaag, en allemaal hebben we tien sloten op onze voordeur
en op onze achterdeur en onze garagepoort. We moeten onze tuin omheinen met een
hoge haag, en bij voorkeur ook met draad. En onze oprit is afgesloten met een
torenhoog hekken, elektronisch beveiligd. Keerzijde is dan wel dat we zelf ons
huis niet meer binnen raken als de elektriciteit wegvalt, zoals onze buren
onlangs hebben moeten ervaren. Uiteraard is ons huis ook nog eens beveiligd met
een aantal camera’s en bewegingssensoren en wat niet al. Omdat we jammer genoeg
allemaal doodsbang (moeten) zijn voor inbrekers. We voelen ons niet meer veilig
in ons huis, we voelen ons nergens meer veilig. Het is ook nergens meer veilig, helaas. De onbezorgde wereld van dertig
jaar geleden is er niet meer. En dus sluiten we onszelf op in een versterkte
vesting.
Als dát niet symbolisch
is voor de wereld zoals die geworden is? We hebben alles, we kunnen alles
krijgen. Maar we zijn onze onbezorgdheid en onze nonchalance kwijt. We zijn
onze vrijheid kwijt, want we hebben onszelf, noodgedwongen, opgesloten in onze
eigen gevangenis.
Zestig jaar geleden was
het nóg helemaal anders: toen bestond het woord “angst” nog niet eens, vermoed ik. Of misschien hadden de mensen die
nog de oorlog meegemaakt hadden, wel geleerd om “angst” te relativeren?
Tegenwoordig worden de
kinderen liefst zo veel mogelijk thuis gehouden. Buiten spelen is er niet meer
bij, en zeker niet op straat. En het idee niet te weten waar hun kind uit hangt,
is voor de meeste ouders een ware nachtmerrie. Wij mochten indertijd als kind
gaan en staan waar we wilden. We moesten alleen zorgen op tijd thuis te zijn
voor het middag- en avondeten, maar voor de rest konden wij gewoon de hele voor-
of namiddag op pad zijn zonder dat onze ouders er ook maar enig idee van hadden
waar we waren of wat we uitstaken. Dat we regelmatig thuis kwamen met een
flinke kwetsuur (een nagel in de voet, een been dat opengehaald was aan een
prikkeldraad, een ontwrichte schouder door uit een boom te vallen), dat namen
onze ouders er dan maar bij. Ze hoefden in elk geval niet bang te zijn dat we
zouden ontvoerd worden (of erger). En ze hoefden ook niet bang te zijn dat we
het slachtoffer zouden worden van het druk verkeer. En dus lieten ze ons maar
onze vrije gang gaan. Zonder controle ook. Er was in die tijd geen “Friend-Finder” app, waarmee de ouders
tegenwoordig op elk moment van de dag (kunnen) controleren waar hun kind is.
Dat zal dan wel “de vooruitgang” zijn, zeker? We sluiten
onszelf én onze kinderen op, uit angst voor de boze wereld om ons heen.
Reacties
Een reactie posten