Als ex-wetenschapper zou
ik iedereen heel graag overtuigen dat de fondsen die uitgetrokken worden voor “wetenschappelijk onderzoek” goed besteed
zijn, dat het geen weggegooid geld is. En voor een aantal wetenschappelijke
onderzoeken is dat ook wel zo. Misschien brengen die niet onmiddellijk iets op,
maar op langere termijn kunnen ze een zegen betekenen voor de mensheid, of toch
in elk geval resulteren in iets dat nuttig en waardevol kan zijn. Denk maar aan
de gsm waar we allemaal mee rondlopen, of de microgolfoven die onmisbaar
geworden is in de keuken; of aan de succesvolle behandeling van veel kankers. Al
resulteert wetenschappelijk onderzoek jammer genoeg even dikwijls in duivelse
toepassingen die rampspoed en vernietiging over ons brengen: chemische of
kernwapens, om maar iets te noemen.
Maar erg overtuigd ben ik
zelf toch niet: heel wat wetenschappelijke onderzoeken en experimenten hebben
geen enkele toegevoegde waarde, en zijn pure verspilling van middelen die véél
beter zouden kunnen besteed worden.
Zoals bijvoorbeeld de
Mars-expedities van vorig jaar, in 2021. Verschillende landen hebben zich in “de race naar Mars” gegooid, maar enig
nuttig resultaat valt daar niet van te verwachten. Wat zou trouwens de
bedoeling kunnen zijn? Onderzoeken of Mars leefbaar is? Het antwoord kennen we:
“Totaal niet”. Toch niet zonder daar
een kunstmatige atmosfeer te creëren. Als er ooit mensen naar Mars zouden
vertrekken om de planeet te koloniseren, dan zal het in elk geval voor de “happy few” zijn. De mensheid als zodanig
zal daar nooit baat bij hebben. Misschien vallen er wel grondstoffen te
ontginnen op Mars? Grondstoffen die hier op Aarde schaars geworden zijn?
Wellicht wel, maar de kostprijs om die ginder te ontginnen en naar de Aarde te
brengen, zal gigantisch hoog zijn. Zoiets kan nooit rendabel worden.
Het gaat dus louter om
prestigeprojecten. Prestige voor mannen als Elon
Musk. Prestige voor landen als de USA of China of de Verenigde Arabische
Emiraten. Kortom: pure geldverkwisting.
Als ik heel eerlijk ben:
ik heb indertijd ook aan “wetenschappelijk
onderzoek” gedaan, maar het nut en de waarde daarvan was eigenlijk ook
nihil. Het ging dan wel niet om die enorme bedragen die in een Mars-expeditie
gepompt worden, maar het was evengoed geldverkwisting. Het was, al bij al, “spielerei”. Ik vermoed dat de meeste
mensen in het team waarbij ik werkte, oprecht geloofden in de ernst en het
belang van ons werk, maar ik heb het nooit écht ernstig kunnen nemen. Ik ben er
dan ook na een aantal jaren mee gestopt om iets te doen dat méér nut had: mee
helpen aan de opleiding van studenten Farmacie en Diergeneeskunde en Lichamelijke
Opvoeding of Kinesitherapie.
Maar in die acht jaar als
wetenschappelijk onderzoeker heb ik me best wel geamuseerd, dat is waar. Op
kosten van de gemeenschap, dat geef ik toe. En ik heb de kans gehad om, voor
een wetenschappelijk congres, naar plaatsen te gaan waar ik anders misschien
niet zou gekomen zijn. Zo zijn we eens voor enkele dagen naar Amsterdam geweest.
En ook eens een paar dagen in het wondermooie Heidelberg.
Het strafste was toch die
week in het “Kellogg Estate”, in
Battle Creek, Michigan. Het Kellogg
Estate is indertijd gebouwd door de heer Kellogg, die rijk geworden was met… cornflakes, inderdaad. Die meneer
heeft dat 13 hectare groot domein in 1951 aan de Michigan State University cadeau gedaan. De wetenschappelijke
bijeenkomst waar ik naartoe gestuurd was, werd georganiseerd door mensen van MSU; vandaar. Ik was nog piepjong, toen,
een prille twintiger, en totaal onervaren als het op grote reizen aankwam. Zeker
op mijn eentje. Dit was voor mij dus een groot en onbekend avontuur. Ook al
omdat het budget (toch wel) vrij beperkt was, en ik de allergoedkoopste
reisformule moest zien uit te vissen. Zo komt het dat ik vanuit Londen met het
vliegtuig vertrokken ben, en dus eerst met de boot van Oostende naar Dover
moest varen en dan de trein nemen naar Londen. Vanuit Londen ben ik naar
Chicago gevlogen, en daar zou iemand van de organisatie mij opwachten. Maar
helaas: de luchthaven van Chicago is werkelijk gigantisch groot, en diegene die
mij zou opwachten heb ik er niet gevonden. Achteraf heb ik gehoord dat men mij
wel opgeroepen heeft om naar de info-balie te gaan, maar door het rumoer heb ik
dat gemist, of (wat erg waarschijnlijk is) ze zijn er daar niet in geslaagd om
mijn naam min of meer correct uit te spreken. Hoe dan ook: ik zat daar vast.
Helemaal alléén. Er waren nog geen gsm’s in die tijd, en er was geen internet;
ik was er compleet verloren. Na de eerste golf van paniek heb ik een shuttle
genomen naar één van de hotels rond de luchthaven, en ik heb daar de nacht
doorgebracht. De volgende morgen heb ik dan gebeld naar de organisatie om te
laten weten waar ik zat, en om te vragen mij alsnog te komen ophalen, maar dat
bleek niet meer haalbaar omdat het congres diezelfde morgen al begon. Ik moest
er zelf maar zien te geraken. En dat kon met een binnenlandse vlucht: naar Kalamazoo, waar er blijkbaar een klein
vliegveldje was (Triple H Airport). Dat
ligt op minder dan 50 kilometer van het Kellogg
Estate. En daar zijn ze mij dan wél komen oppikken.
Het klopt dus niet
helemaal, dat al mijn wetenschappelijk onderzoek nergens toe heeft gediend: ik
heb er alvast wel bij geleerd om mijn plan te trekken in een schijnbaar hopeloze situatie…
Reacties
Een reactie posten