Herinnert u zich nog mijn
lyrisch stukje over de zalige rust van het leven in de buitenwijken van de stad
of van het dorp? (“Wonen op de Buiten”,
op 30/07/2020, in https://www.bloggen.be/andershandig/
.) Geen last van het rumoer van de voorbij zoevende tram. Geen last van de
aanschuivende en toeterende auto’s. Geen last van de camionettes die ’s morgen
vroeg aan de winkels komen leveren. Geen last van het geruzie op straat. Alléén
maar zalige rust. Genieten.
Ik weet het wel: er waren/zijn
af en toe ook enkele minpuntjes. Zoals het wekelijks gedreun van al die
grasmaaiers, de elektrische snoeischaren, hogedrukreinigers, enzovoort.
Maar zo’n wijk “leeft”: de bewoners worden ouder, de
huizen worden wat ouder. En stilaan laat de nood zich voelen om te renoveren,
op te knappen, uit te breiden, te moderniseren, energievriendelijker te maken.
Om oude of kapotte elementen te gaan vervangen. Of om het huis wat “ergonomischer” te maken voor een mens op
leeftijd. Daar ontsnap je niet aan. Het gazon moet opnieuw aangelegd worden, de
oprit moet helemaal vernieuwd worden, de tuin moet een make-over krijgen. Er
moet een slaapkamer bij komen, of er moet er een verdwijnen. Er moet een nieuwe,
moderne keuken komen. En een nieuwe badkamer. Het dak moet hersteld worden. Er
moeten nieuwe deuren en ramen geplaatst worden. De lijst is eindeloos. En in
tegenstelling met de zaterdagse trimpartij van het gazon, duurt dit geen halve
dag, maar wel minstens een week. Of meerdere weken. Of maanden. Afhankelijk van
de ambities en het budget van de bewoners. En je kan er donder op zeggen dat
een ander aan zijn huis begonnen is nog vóór de eerste helemaal rond is.
Vanaf dan is er eigenlijk
géén stilte meer. Nooit meer. Het begint trouwens al van ’s morgens vroeg. Dan
komen ze de container plaatsen voor het afval. En dan brengen ze de “bobcat” of een andere graafmachine om
diepe putten te graven die dan weer moeten volgestort worden met beton uit de
betonmixer die er ook al ontiegelijk vroeg bij is. En dan komen de werkmannen:
graven, scheppen, timmeren, boren, zagen, afval ruimen, enzovoort.
Maar weet je: er is iets
wat nóg meer op de zenuwen werkt dan dat gehamer, geklop, gezaag, geboor,
gegraaf. En dat zijn de honden in de buurt die om één of andere reden opeens
aan het blaffen slaan. Niet eventjes, om “Hallo”
te zeggen of om iemand te waarschuwen. Maar een uur lang. En altijd is er
ergens wel een hond in de buurt die het nodig vindt om te “antwoorden”.
Ik weet het wel: sommigen
onder ons zijn “kattenmensen”, en
anderen zijn “hondenmensen”. En ik
begrijp de hondenliefhebbers volkomen. Er zijn heel veel argumenten om een hond
te verkiezen boven een kat. Een hond zal altijd heel duidelijk tonen dat
hij/zij blij is je te zien, en de meeste honden luisteren ook effectief als je
iets opdraagt of verbiedt. Een kat blinkt in zo’n geval vooral uit in
(gemaakte) onverschilligheid en hij/zij zal je straal negeren als dat haar/hem
zo beter uit komt. Wetenschappelijke onderzoeken hebben aangetoond dat honden
zorgen voor sociale steun, ze versterken je zelfvertrouwen. Het aaien van een
hond kan je stress na een lange werkdag helpen verlichten en mogelijke
angstgevoelens wegnemen. De zorg voor een hond helpt ook om, zelfs al bij jonge
kinderen, een verantwoordelijkheidsgevoel te creëren en de discipline om de
dagelijkse taken stipt uit te voeren. Vreemd genoeg zouden honden ook zorgen
voor minder allergieën, ondanks de hondenharen. Ze zorgen ook dat je actiever
wordt of blijft, want je moet nu eenmaal (tot drie keer per dag) je hond
uitlaten en dus ook zélf uit je luie zetel. En ja, honden zorgen er ook voor
dat je als mens “beter” oud wordt: je
voelt je minder eenzaam na je pensioen, en je voelt je nog écht “nuttig”.
Bij katten heb je dat
allemaal niet. De kat in huis doet en laat volledig wat hij/zij wil. Hij/zij
trekt er volkomen alleen op uit, en keert terug wanneer het haar/hem past.
Hij/zij zal hooguit een beetje rond je benen komen flemen als hij/zij honger
heeft en het tijd wordt voor de dagelijkse portie “Felix” of “Sheba”. Maar
toch wel: ook katten kunnen enorm aanhalig zijn. Als ze daar zin in hebben. Dan komen ze zich op je schoot nestelen,
of tegen je schouder. Eventueel gaan ze zelfs “kopkes geven”. Ze snorren en spinnen, en kijken je aan met een
gelukzalige blik. Maar als ze vinden dat het “welletjes” geweest is, dan laten ze je onverbiddelijk achter. Met
een tapijt van kattenharen op je broek…
Maar als er iets is wat
een kat niet doet, dan is het de
stilte verstoren op een mooie zaterdagnamiddag. En wat een kat niet doet, is naar je staan grollen als
je voorbij haar/zijn tuin komt. Wat een kat niet doet, is blaffend en grommend naar je op springen als je
haar/hem onderweg ontmoet.
Ik blijf er bij: dan toch
maar liever een kat…
Reacties
Een reactie posten