Het milieu, het klimaat,
broeikasgassen, CO2-uitstoot, enzovoort. Wie die begrippen niet kent, leeft
vermoedelijk op een onbewoond eiland. Het besef van de kritische aard van het
probleem wordt ons bijna door de strot geperst, zoals bij de ganzen die “foie gras” moeten produceren. De media
hameren voortdurend op de noodzaak om zuinig met energie om te springen, en op
de urgentie van de “energietransitie”.
Er wordt ons op het hart
gedrukt dat we daar allemaal zélf ons steentje toe moeten bijdragen. Wat
ondermeer wil zeggen: minder energie verbruiken, en vooral meer “duurzame” energie gebruiken. Wég met de
centrale verwarming op gas, wég met de mazoutkachel. Uiteraard moeten we ook
ons huis beter en meer isoleren. En we moeten zélf elektriciteit produceren.
Kortom: de toekomst is aan super-geïsoleerde huizen (of beter nog:
passief-huizen), met een bijhorend ventilatiesysteem (want anders komt er geen
verse lucht meer binnen), zonnepanelen op je dak, en geothermische verwarming. “Wie kan dat betalen?” vraagt u. Bijna
niemand, hee… Alleen wie van thuis uit al een royale spaarpot heeft meegekregen,
en wie twee mooie inkomens heeft, kan een huis (laten) bouwen dat voldoet aan
de vereisten van vandaag. (En dan nog…) Wie uit een minder welstellend gezin
komt, en géén twee ruime weddes verdient, mag het vergeten. Die kan zo’n huis
niet (laten) bouwen of verbouwen. En die zal daar dan ook voor gestraft worden.
Ik blijf me wel verbazen
over de prominente positieve rol van de “warmtepomp”
in het hele verhaal. Verwarmen met een “warmtepomp”
zou een heel “duurzame” manier van
verwarmen zijn. Zegt men. Maar hoe je het ook draait of keert: een warmtepomp is
eigenlijk een vorm van elektrische verwarming. Vroeger, in de jaren tachtig en
negentig van de vorige eeuw, werd de “accumulatieverwarming”
heel erg gepromoot. Wegens “duurzaam”,
en (vooral) goedkoop. Het systeem was helemaal niet duur in aankoop, bijzonder gemakkelijk
te installeren, en zo’n toestel gaat wel dertig jaar mee. Die toestellen
verbruiken ook alleen ’s nachts elektriciteit, en toen, in die tijd, was dat
ideaal: doordat de kerncentrales 24 uur per dag elektriciteit leveren, was er
’s nachts een overschot en dat kon dan door die accumulatiekachels gebruikt
worden. Nachtverbruik was daarom ook stukken goedkoper dan het daltarief overdag.
De tijdsgeest is ondertussen compleet omgeslagen (en de kerncentrales worden
stil gelegd en vervangen door gascentrales): eigenaars van
accumulatieverwarming worden dezer dagen verketterd en zelfs gestraft. Het
nachttarief is ondertussen even duur geworden als het dagtarief, en ook de
distributiekosten zijn ’s nachts even hoog als die van het dagverbruik. En met
het capaciteitstarief is iedereen met spaarkachels die ’s nachts opladen
gegarandeerd gejost en gesjareld.
En dus: wég met die
accumulatieverwarming, leve de warmtepomp. Die eigenlijk (minstens) even veel
elektriciteit verbruikt als een accumulatieradiator, zij het dan vooral
overdag. Want een “warmtepomp”
voorstellen als een “duurzame” manier
van verwarmen, is de mensen blaasjes wijsmaken. Een warmtepomp heeft namelijk
heel veel elektriciteit nodig. Vandaar trouwens ook het furieuze verzet van
mensen met een warmtepomp tegen de digitale meter. Hun hoge verbruik in de
winter zou op die manier niet meer opgevangen worden door de
elektriciteitsproductie van de zonnepanelen in de zomer: “Omdat een warmtepomp zo veel elektriciteit gebruikt, wordt die meestal
geïnstalleerd in combinatie met zonnepanelen. Men rekende erop om tijdens de
zomer voldoende stroom te produceren met zonnepanelen, om die dan te kunnen
gebruiken in de wintermaanden. Door het stopzetten van de terugdraaiende teller
kan je de elektriciteit die je in de zomer produceerde dus niet meer gebruiken
in de winter.”
Om redenen waar ik het
raden naar heb, wordt het gebruik van warmtepompen door de overheid toch enorm
aangemoedigd. Net als het gebruik van een elektrische auto, ook al zo’n slokop van
elektriciteit. Die tóch het etiket “duurzaam”
opgeplakt krijgt. Afgezien van het feit dat er vermoedelijk niet genoeg Lithium zal te vinden zijn om al die
batterijen voor elektrische auto’s te kunnen bouwen, blijft vooral de vraag: “Waar zullen we al die elektriciteit vandaan
halen om de warmtepompen en elektrische auto’s draaiend en/of rijdend te
houden?”
Met het huidig
elektriciteitsnet, in België maar ook in al die andere landen, zal dat niet
lukken. (In sommige Nederlandse provincies zitten ze nu al aan de limiet.) En dus zal er zwaar moeten geïnvesteerd worden in ons
elektriciteitsnet. Fluvius heeft de berekening al gemaakt: het zal minstens
vier miljard (extra) kosten. Deze
zaken moeten volgens Fluvius de komende 10 jaar worden aangepast of versterkt
in het kader van de “energietransitie”:
30.000 kilometer van het laagspanningsnet (gezinnen en kleine bedrijven), 6.000
kilometer van het middenspanningsnet (grote bedrijven en delen van de
industrie), en één derde van de elektriciteitscabines. Dat alles zal dus minstens
vier miljard kosten. Bovenop de zeven miljard die Fluvius sowieso denkt nodig
te hebben voor de modernisering van ons elektriciteitsnet.
Waarmee u dus nu al
gewaarschuwd bent. Vanaf volgend jaar komt er een lijntje bij op onze
elektriciteitsfactuur: “Bijdrage
energietransitie”. Wie gehoopt had op een lichtere factuur als de
stroomprijzen eindelijk weer zouden zakken, die zal pijnlijk verrast worden.
Want wie zal die bijkomende investeringen van Fluvius moeten betalen, denkt u?
Reacties
Een reactie posten