“Een eigen huis, een plek onder de zon.”
Wij Belgen hebben de
reputatie “een baksteen in de maag te
hebben”: we willen allemaal doodgraag ons eigen huis. Daar is natuurlijk
wel wat voor te zeggen: als je een huis of appartement moet huren, dan spendeer
je daar elke maand een flinke som geld aan die je onherroepelijk kwijt bent.
Wie een huis of appartement koopt, spendeert elke maand ongeveer dat zelfde
bedrag, maar het blijft op één of andere manier toch “van hem/haar”.
Maar het is toch ook niet
direct allemaal rozengeur en maneschijn…
Het begint al bij de
aankoop. Het budget dat je voorzien hebt en dat binnen je mogelijkheden ligt,
blijkt steevast te laag te zijn. Toen wij ons huis gekocht hebben, meer dan 30
jaar geleden, viel dat al bij al nog redelijk mee, maar tegenwoordig is het om
steil achterover te vallen. Niet alleen door de galopperende inflatie, maar ook
door de gestegen rentevoeten. Wie vorig jaar met een budget van, ik zeg maar
iets, 200.000 euro genoeg had, zal er nu wellicht 300.000 nodig hebben: de
kostprijs van de materialen, de weddes van de bouwvakkers, … Alles is duurder
geworden. En wie vorig jaar aan 1% kon lenen, en dus jaarlijks zo’n 2000 euro
aan rente moest betalen, krijgt nu een intrestvoet van minstens 2% voorgeschoteld
en ziet zijn jaarlijkse rente gestegen tot 6000 euro. Daarnaast moet uiteraard
het geleende kapitaal ook nog terugbetaald worden. Alleen wie van thuis uit een
flinke subsidie heeft mee gekregen, kan zich dezer dagen zoiets nog permitteren.
En dan begint de bouw
zelf, of de verbouwing. Een ware nachtmerrie. Soms nog redelijk draaglijk, soms
ronduit verwoestend. Toen wij ons huis lieten bouwen was het al erg: altijd was
er wel iets of iemand die vertraging had opgelopen. We hadden zelfs nog geen
trap toen we er zijn komen wonen. Maar nu is het nog véél erger: alles en
iedereen loopt achter op de planning, alles en iedereen moet wachten op
materiaal, op grondstoffen, op hulpstukken. Alles moet immers uit Oekraïne
komen, weet je wel…
Maar ook als je huis
afbetaald is en je denkt dat je eindelijk van alle zorgen af bent, stopt de
nachtmerrie niet. In feite begint het dan pas. Want dan beginnen de grote en
kleine gebreken zich te manifesteren en laten de gevolgen van slijtage zich
voelen.
Zoals toen we na vele
jaren ontdekten dat het pleisterwerk op de muren te diep doorgetrokken was
zodat het onder de waterkering uit kwam. Waardoor het kalk in de muren als een
spons het grondwater kon opzuigen en onze muren vochtig werden en na verloop
van tijd schimmelvlekken vertoonden. De enige remedie: het pleisterwerk enkele
centimeter afkappen. En alles opnieuw verven.
Of zoals toen ik op een
kwaaie septembermorgen opeens merkte dat onze garage ’s nachts onder water
gelopen was: alles was doorweekt, druipnat. Na enig onderzoek heb ik ontdekt
dat onze elektrische boiler aan het lekken was, vermoedelijk al een aantal uren
lang. Na lang zoeken en aandringen heb ik toch een loodgieter bereid gevonden
om diezelfde dag te komen kijken. (Voor de meesten paste dat niet direct in hun
planning, en zou ik een paar dagen moeten wachten. Ze hadden wel begrip voor
mijn argument dat ik moeilijk die boiler nog dagenlang kon laten lekken, maar
verder dan “begrip” ging hun
tegemoetkoming niet: "Geen tijd.") De enige remedie: een nieuwe elektrische boiler.
Nadat we nog maar pas nieuwe elektrische verwarming hadden moeten plaatsen.
Jammer voor onze spaarrekening, maar ja…
Het houdt eigenlijk nooit
op. Zoals alles verslijt ook een huis en alles wat erbij hoort. Zodat je al
gauw een soort “déjà vue” krijgt: opnieuw
een oneindige stroom kosten, net als in die eerste periode toen je nog aan het
bouwen was.
Zoals René Froger het al zong:
“Een eigen huis
een plek onder de zon
en altijd iemand in de buurt
die van me houden kon…
Toch wou ik dat ik net iets vaker,
iets vaker simpelweg gelukkig was.”
Reacties
Een reactie posten