Ik mag dan wel heel veel
bedenkingen hebben bij het weekblad Knack,
één ding moet ik hen wel nageven: ze zijn bijzonder vasthoudend. Er gaat werkelijk
geen maand voorbij zonder een telefoontje van een vriendelijk iemand die mij
wil overtuigen een abonnement te nemen op de Knack. Als ik dan zeg dat ik sowieso nooit meer een abonnement op Knack zal starten, reageren ze enigszins
verwonderd, maar gelaten. En als ik bij de zoveelste beller laat weten dat ik
ondertussen mijn standpunt al voldoende duidelijk heb gemaakt en dat ik écht
niet meer wil gebeld worden, dan krijg ik soms zelfs de bereidwillige boodschap
dat ze dat zullen doorgeven. Wat niet belet dat ik enige tijd later toch weer
een Knack-verkoper aan de lijn heb.
Maar ik krijg ook om de zoveel tijd een gratis exemplaar van Knack in de bus. Nog niet zo heel lang
geleden zelfs vier weken naeen, kwestie van mij voldoende gelegenheid te geven
het weekblad te leren appreciëren. Wat niet zal gebeuren.
Onlangs mocht ik nog maar
eens een gratis Knack uit mijn
brievenbus halen. Ik heb er ook eens in gebladerd, ik had het nu toch. En ik
mocht ontdekken dat het eigenlijk één grote reclame was voor elektrische
auto’s.
Deze editie (nummer 39)
bevat onder andere een artikel van zo’n 10 bladzijden, met “40 vragen over elektrisch rijden”. Dat wordt
voorgesteld als objectieve en kritische journalistiek, maar de “antwoorden” op die 40 vragen komen wel
vooral van de heer Jochen De Smet,
voorzitter van EV Belgium, de sectorfederatie
van elektrische voertuigen. Het artikel wordt ook afgewisseld met 5 volle
bladzijden pure reclame voor één of andere elektrische wagen, en wordt
afgesloten met iets dat lijkt op een journalistieke bijdrage maar dat gewoon
een verkapte reclame voor Volkswagen is. Dat alles maakt het artikel niet
bepaald geloofwaardiger.
In het “artikel” mag de heer De Smet eigenlijk vooral alle mogelijke
kritiek op elektrische auto’s weerleggen Of dat in elk geval proberen, want
zelfs met veel goeie wil lukt dat niet altijd.
Zo beweert de heer De Smet dat de “afstandsangst” voor elektrische auto’s niet meer van doen is bij de
moderne exemplaren. Want er zijn er zelfs al bij met een bereik van 600 km. Wat
hij er niet bij zegt, is dat we dan spreken over de grote en zware, en dus héél
dure, exemplaren. Hij moet overigens zelf ook toegeven dat het werkelijk bereik
altijd stukken lager ligt dan het “theoretisch”
bereik dat door de constructeurs opgegeven wordt. In de praktijk spreken we
eerder over 200 tot hooguit 500 km, voor wie heel zuinig rijdt en zeker de
airco niet gebruikt.
Op de vraag of elektrisch
rijden niet onnoemelijk duur is, zeker in deze tijden van onbetaalbare
elektriciteitsfacturen, probeert de heer De
Smet er zich vanaf te maken met de boutade dat het niet te voorspellen is
hoe de prijs van elektriciteit, of van klassieke brandstof, in de toekomst zal
evolueren. Dat is waar, natuurlijk. Feit is dat elektriciteit dezer dagen in
elk geval ontiegelijk duur is. Zeker als je een snellader gebruikt, maar ook
voor wie gewoon thuis wil laden. Afgezien van het feit dat je daar sowieso een
(dure) laadpaal voor moet installeren, omdat laden via het stopcontact echt
niet te doen is, is er ook de kostprijs van de verbruikte elektriciteit. Maar
dat is geen probleem, volgens EV Belgium, voor wie zonnepanelen bezit: die
laadt immers “gratis”. Althans toch
in de zomer, als de zon schijnt. Waarmee de heer De Smet impliciet toegeeft dat een elektrische auto sowieso
voorbehouden is aan mensen die genoeg financiële draagkracht hebben om
zonnepanelen én een laadpaal te installeren. Maar ook in de aankoop is en
blijft een elektrische auto ontzettend duur. Voor een iet of wat stevige auto
moet je al gauw op minstens 50.000 euro rekenen.
Het grappigste is nog als
het gaat over de batterijen. Voor een autobatterij is behoorlijk wat Lithium
nodig (dat ook alsmaar duurder wordt), en verder ook Nikkel en Kobalt. Het moet
nu lukken dat China de voornaamste leverancier is van die grondstoffen, en
bijgevolg ook veruit de grootste producent van autobatterijen: vier op de vijf
autobatterijen zijn Chinees. Met andere woorden: we doen ons uiterste best om
niet meer van Rusland afhankelijk te zijn voor onze energiebevoorrading, maar
ondertussen maakt de groeiende markt van elektrische voertuigen ons geheel
afhankelijk van China. Blijkbaar leren we het nooit.
Het is de ambitie van
Europa om tegen 2035 volledig over te schakelen op “emissieloze” wagens. Ik heb er toch sterke twijfels over of dat zal
lukken. Los van de vraag hoe “emissieloos”
die auto’s wel zijn: de productie ervan is behoorlijk vervuilend, en de
elektriciteit die ze nodig hebben is voor het grootste deel afkomstig van
gascentrales die vrolijk CO2 de lucht in spuiten. Maar de meest praktische
complicatie ligt erin dat bijvoorbeeld Vlaanderen tegen 2030 100.000 openbare
laadpalen wil laten plaatsen. (Eind 2021 waren er "al" 5800.) Ons
elektriciteitsnet is daar simpelweg niet op voorzien, en de aanpassingen die
daarvoor nodig zouden zijn, kosten ontzettend veel geld. De vraag blijft
trouwens: waar gaan we al die elektriciteit vandaan halen nu we maar twee
kernreactoren meer hebben?
Wat Knack volgens mij met
dit artikel vooral aangetoond heeft, is dat de elektrische auto inderdaad
voorbehouden blijft aan de “happy few”.
Wat eigenlijk maar best is: zo blijft het aantal elektrische voertuigen beperkt
en zal er geen probleem zijn met een tekort aan laadpalen of een overbelasting
van ons elektriciteitsnet. De anderen, de gewone mensen als u en ik, zullen dan
wel niet meer met de auto in Gent of Antwerpen of Brussel binnen mogen. Ook
goed: dan blijven we daar maar weg.
Reacties
Een reactie posten