Niet alles gaat voorbij

Enige tijd geleden, op 10 maart van dit jaar, heb ik eens een stukje in mijn blog geplaatst met als titel “Alles gaat voorbij”. Ik was fout: niet alles gaat voorbij. Behalve het leven zelf dan.

Mijn Ménière bijvoorbeeld, die gaat vermoedelijk nooit meer helemaal over. Ja, er zijn periodes, soms van enkele weken of zelfs een paar maanden, waarin ik zo goed als geen last heb. Afgezien dan van het continue oorsuizen en een licht “wankel” gevoel. En er zijn periodes, zoals nu, waarin de ongemakken beperkt blijven: af en toe een korte aanval van duizeligheid die niet langer dan 30 seconden duurt. Maar Ménière is een geniepige aandoening die voortdurend op de loer ligt, en opeens kan toeslaan. Soms maar gedurende enkele dagen, of een week. Maar soms een maand aan een stuk. Met bijna elke dag een aanval, of meerdere aanvallen, waarbij ik compleet hulpeloos en uitgeteld ben. Ik heb nu zo’n periode achter de rug. Denk ik, hoop ik. Het was een verschrikking, maar het ergste lijkt (voorlopig) voorbij. Al weet je met Ménière nooit, natuurlijk. Zodat ik eigenlijk zo goed als niets meer durf te ondernemen. Lezen of schrijven niet. Of toch maar voor heel kort, hooguit tien minuten ofzo, want dan voel ik de booswicht weer opdoemen. En ergens naartoe gaan of rijden, dat is ook al iets wat ik noodgedwongen moet vermijden. Vooral autorijden durf ik niet meer, want als ik een aanval zou krijgen terwijl ik aan het rijden ben, dan weet ik niet hoe dat zou eindigen. Er zijn, helaas, té veel berichten van chauffeurs die onwel geworden zijn achter het stuur, en dan ongewild een ravage aangericht hebben. Mijn mobiliteit ben ik dus kwijt. Voorlopig toch. Tot ik misschien weer het gevoel heb dat Ménière zich een tijdje in de achtergrond teruggetrokken heeft. Maar ondertussen ben ik geheel afhankelijk van de goede wil van anderen. Om boodschappen voor ons gezin te doen, bijvoorbeeld. Of om naar de dokter te gaan. Onlangs moest ik bij de dokter zijn, maar zowat een uur vóór mijn afspraak was de duivel daar toch weer, en moest ik mijn afspraak annuleren omdat ik geen mogelijkheid zag veilig met de auto op weg te gaan. Ik ben enkele dagen later dan toch kunnen gaan omdat mijn jongste zus vanuit het verre West-Vlaanderen speciaal afgekomen was om mij naar de dokter en nadien naar de apotheker te brengen. Iets waarvoor ik haar eeuwig dankbaar zal blijven! Het is natuurlijk wel spijtig dat ik hier een dure auto op mijn oprit staan heb, die ik misschien nooit meer zal (kunnen) gebruiken…

Ik heb om één of andere reden blijkbaar een “aanleg” voor aandoeningen waarvan de oorzaak niet gekend is, en waarvoor er dus ook geen echte remedie bestaat, en die nooit meer helemaal over gaan.

Zo heb ik nu ook erg veel last van een opstoot van “Winterjeuk” of “nummulair eczeem”: “Winterjeuk is jeuk die optreedt tijdens de koude wintermaanden. Het komt vooral voor bij mensen die al een gevoelige huid hebben en bij oudere mensen.” En ja, wat had u gedacht: “Nummulair eczeem is een veel voorkomende chronische vorm van eczeem. De oorzaak is niet precies bekend. Nummulair eczeem heeft een chronisch beloop, d.w.z. met periodes van verergering en remissies. Vaak treedt er in de wintermaanden verergering op.” Het gaat dus nooit meer écht over. Er zijn periodes zonder symptomen, zonder jeuk, maar in de daaropvolgende winter is het dan toch weer prijs. En er is eigenlijk niets tegen te doen. Alleen een zeer sterk werkende corticosteroïde zalf of crème is zinvol.
"Nummulair eczeem kan gepaard gaan met veel jeuk. Door het krabben kan de huid stuk gaan. Hierdoor kunnen de eczeemplekken gemakkelijk geïnfecteerd raken met 'Stafylokokken', een huidbacterie. Hierdoor kan het eczeem plotseling verergeren met vorming van etterende wonden en korstjes." Gelukkig ben ik in zeker zin een “ervaringsdeskundige”, door de lange periode waarin ik last heb gehad van “Prurigo”, zo’n dertig jaar geleden. Ik weet nog al te goed hoe ik toen mijn huid kapot gekrabd heb en mezelf toen overal zwerende en etterende wonden bezorgd heb. Die pijnlijke ervaring indachtig probeer ik nu het krabben achterwege te laten. Al valt dat niet mee als de jeuk mij “foltert”. Vooral ’s nachts is die jeuk dikwijls nauwelijks uit te houden, zodat ik het grootste deel van de nacht, meestal tot na drie uur ’s morgens of nog langer, slapeloos en gefrustreerd doorbreng.

Ik weet niet waar ik dat zou aan verdiend hebben. Misschien is het een straf voor wat ik in mijn jonge jaren zou misdaan hebben? Of misschien word ik wel door God op de proef gesteld, zoals Job indertijd? Waarschijnlijk heb ik gewoon pech. Zoals zó veel andere mensen ook pech hebben. Al mag ik uiteindelijk niet echt klagen. Sommigen hebben véél ergere “pech” dan ik. Mensen die door een levensbedreigende aandoening, zoals bijvoorbeeld kanker, getroffen werden.

Reacties

Populaire posts van deze blog

Welcome Home

School

Diagnose